Categories
Narcis en Hedon Tekst

Narcis en Hedon #04 – Kind van de duivel

Narcis en Hedon 04: Iets met muziek.

 

Kind van de duivel

 

De lucht is grijs als de nagelranden van een doodgraver. Ik loop door een straat gevuld met leegte. Het stratenplan is een poging de mensen dichter bij elkaar te brengen, maar aan alles in deze straat is zichtbaar dat mensen liever alleen kapot gaan dan samen. Schijnheilige abstracte kunst zonder ziel. Panisch verzorgde tuintjes zonder liefde. Wanhopig geëtaleerde Boeddha’s zonder bezinning. Een te dikke vader duwt zijn dochtertje net te hard het huis in en kijkt me wantrouwend aan. Ik zie een sloophamer zijn schedel verbrijzelen en mijn tanden ontbloten zich. Hij wendt betrapt zijn blik af en de deur valt in het slot.

Ik ben op weg naar een feest. Ik ga draaien voor tieners die zich druk maken over indrinken, zoenen en gezien worden. Ik ben er alleen om de juiste dreunwaas te verzorgen waarin zij zichzelf kapot kunnen maken. Het meisje wordt zeventien en alle maagdelijke mythes die daar aan kleven worden vanavond in de eerste uren van haar nieuwe levensjaar verbrijzeld. Ze zal zich etaleren als een goedkope hoer terwijl ze zichzelf zoveel mogelijk verdooft met alle drank en drugs die haar foute vrienden kunnen meesmokkelen. Niets zo zwart als de eenvoud waarmee tienerjongens een tienermeisjes over de schreef sleuren. Ze willen het zelf.

De oprijlaan pronkt met vergulde namen en hoveniersporno. Het huis is te groot en te lelijk voor een zichzelf respecterend mens. Zelfs de bel is opschepperig gejengel.

“Ja?”

De moeder. Zenuwachtig, omdat alles perfect moet zijn. Niet voor haar dochter, maar voor haar.

“Ik ben de dj. Bart.”

“O, wat goéd! Staan je spullen nog voor?” Zodra ze praat wordt pijnlijk duidelijk hoe hard ze werkt voor haar uiterlijk. Elke beweging verraadt minachting voor het ondergemiddelde meisje dat ze ooit was.

“Nee, alles zit in mijn tas.”

“Geweldig! Ik laat je de serre zien. Daar gaat het allemaal gebeuren.”

 

‘s Avonds draai ik precies wat ze willen. Hard en donker light. Echte muziek snappen ze niet. Ze brullen braaf mee met alle teksten en verkopen hun ziel aan drank en feesten. Ik zie het aan. Ik reageer niet. Dit is wat ik doe.

Al snel ontstaan de gebruikelijke patronen. Stelletjes zonderen zich af voor het afhandelen van geilheid en noteren ondertussen elk detail om mee te pronken. Meisjes die nog geen jakhals hebben, dansen schaamteloos de videoclips na. Ze hebben hard geoefend. Links en rechts zie ik de drank en drugs, steeds zichtbaarder naar mate ik langer doe alsof ik het niet zie. Zes jaar geleden deed ik hetzelfde. Nu betekent het niets meer.

Vier meisjes wagen zich aan flirten met de dj. Ik speel mee. Ik ben niet te goed om een goedkope chick te laten lopen. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik na de set gepijpt wordt in de schuur. Ik denk niet dat ik me ooit schaamde als ik het me voorstelde bij elk sletje op de dansvloer.

Zelfrespect ken ik toch al niet. Geen waarden, geen idealen, geen doel. Ik weet precies wat deze mensen willen, want ik zocht het ook: vergetelheid. Het boeit allemaal toch geen fuck. Het doet zelfs geen pijn meer. Als ik morgen sterf, heb ik geen spijt. Ik hoop dat mijn begrafenis net zo is als elke avond, met goedkope verdoving en harde muziek. Niemand huilt, niemand lacht. Mijn vader is er niet. Mijn moeder ziet eindelijk dat mijn hele leven een cynische grap was. Zo’n grap waar niemand om lacht, maar die iedereen herkent.

Eén komt naar me toe. De make-up is aanstootgevend. Haar geur is bedwelmend. Ze is vast ijverig met haar handen, in de hoop te compenseren. Ze legt een hand op mijn schouder en spuugt in mijn oor: “Hoi! Je draait tantoe lekker! Doe je zo Jebroer?”

Ik leg mijn hand op haar onderrug en schreeuw in haar oor: “Thanks! Voor jou alles.”

Ze grijnst me stom aan. De lelijkste van de vier. Niet dat dat uitmaakt. Ze zeggen ook dat je de lekkerste pas krijgt als je haar lelijke vriendin aandacht geeft. Dan lijkt het alsof je oprecht aardig bent. Vroeger las ik veel van die verleidingsboeken. Het was opwindend om elk meisje te zien als een kutje om te kraken. Stel voor om bij haar thuis te daten, maar dat jij dan kookt – veilig, hoffelijk en ze staat meteen bij je in de schuld.

Ik doe het al jaren niet meer. Ik ken de regels nog wel, maar speel het spel niet meer. De eerste keer dat ik zo’n meisje had uitgespeeld en niets meer voelde wist ik dat er niets meer te halen viel. Ik heb toch al gewonnen. Geef mij maar een standbeeld: hij weet het geheim. Cynisch applaus. Niemand geeft er om.

Inmiddels danst ze naar me. Ze zoekt een vonk van begeerte in mijn ogen. Daar glimt niets meer. Alles dof, alles zwart.

Categories
Narcis en Hedon Tekst

Narcis en Hedon #02 – Weet je waarom ik je heb ontboden?

Narcis en Hedon 02 – Een dialoog tussen ouder en kind

 

“Weet je waarom ik je heb ontboden?”

“Jezus, pap, doe niet zo formeel.”

“Zoon, je weet dat ik niet wil dat je zijn naam bezigt.”

“Het gaat niet om hem! Iedereen gebruikt dat woord!”

“Anderen hebben hier niets mee te maken. Jij bent hier omdat jij je misdragen hebt. Luister. Dit gesprek is niet bedoeld om conflicten te voeden, maar om ze te voorkomen. Ik word chagrijnig als jij je zo gedraagt en dat kan ik me niet veroorloven. Het is voor jou ook niet leuk.”

“Dat kun je wel zeggen, ja.”

“Met deze houding kom je nergens, zoon.”

“Misschien wil  ik ook nergens heen! Praat eens een keer niet alsof het volledige universum afhangt van mijn humeur! Jij doet moeilijk, ik niet.”

“Ahem. Ik wilde je spreken om gezamenlijk een tweetal vraagstukken te onderzoeken. De eerste is reeds gedeeltelijk ingeleid-”

“Doe. Normaal.”

“… maar de tweede zal straks nog enige context vereisen. Om het eerste vraagstuk te parafraseren: waarom denk je dat ik je ontboden heb?”

“Omdat ik naar onmogelijke maatstaven moet handelen en nooit iets fout mag doen en nooit eens gewoon dingen kan proberen zonder dat jij ze fucking hypocriet en quasi-socratisch wilt bespreken.”

“Luister, zoon. Je begrijpt dat ik met jou, zoals met de gehele mensheid, het beste voor heb. Door mijn persoonlijke betrokkenheid bij jou reageer ik heviger en wellicht zelfs onredelijker als het om buitenissigheden aankomt.”

“Buitenissigheden?!”

“Je zult ook inzien dat het afgelopen weekeinde geen voorbeeldige indruk achterlaat. Iedere ouder zou ingrijpen.”

“De meeste ouders niet. Jij wel.”

“Wellicht. Ik erken een zekere distantie tussen mij en de gemiddelde ouder.”

“Je meent het.”

“Ik meen alles wat ik zeg altijd, zoals je weet.”

“Jezus.”

“Zoon…”

“Ja, oké, sorry.”

“De verschillen tussen andere ouders en mij wilde ik bespreken bij de tweede vraag, doch eerst hoopte ik een consensus te bereiken over de buitensporigheid, en vooral onwenselijkheid, van je handelen de afgelopen twee dagen. Erken je deze?”

“Pap, iedereen deed het!”

“Drogredenen gedijen hier niet.”

“Oké, het ging wel ver, maar er is niets mis gegaan. Iedereen was geschrokken, maar er is niemand dood of zo.”

“Desalniettemin is de schade immens. Los van de fysieke schade, die mede door jouw bovenmenselijke kracht en wispelturige tienerexpressie van goddelijke gaven omvangrijker is dan een gemiddelde groep halfdronken tieners valt aan te rekenen, postuleer ik dat de vertrouwensband tussen A: de gemeenschap van Benschop en jullie, B: je vrienden en hun ouders en C: jou en je vrienden, een deuk van formaat heeft opgelopen, die de vraag doet rijzen of deze wel hersteld kan worden.”

“Ik wil niet weer verhuizen.”

“Dat weet ik, mijn zoon. Mag ik hieruit opmaken dat je akkoord bent met de gestelde onwenselijkheid van je handelen?”

“Ja. Oké.”

“Uitstekend. Dan de tweede vraag. Kijk me aan, zoon.”

“Wat?”

“Zie je dat het vuur aan je schenen een uiting is van mijn onzekerheid?”

“Jouw onzekerheid? Jij kunt alles.”

“Zoon-”

“Nee, kom op: je bent letterlijk een god!”

“Misschien juist daardoor voel ik mij dikwijls tekortschieten als vader.”

“Pap…”

“Ik voel onvermogen als mijn gemoed volloopt met frustratie, angst en zorgen over jouw welbevinden. Ik ben alert, maar wil je niet alles beletten. Ik ben dichtbij, maar wil je niet benauwen.  Ik ben oprecht, maar wil je niet alles tonen. Ik wil je de ruimte geven, maar altijd het juiste voorbeeld zijn.”

“Maar pap…”

“Ik realiseerde me dat het me zwaar valt om altijd het best mogelijke aan jou te tonen. En dat doet mij pijn…”

Een stilte benadrukt de kettingreactie van inzicht in beiden.

“… want ik weet dat ik dan faal.”

 

Een ongebruikelijke stilte.

 

Een onwennige omhelzing.